47
en vriendelijker antwoorden omtrent Joodsche gebruiken en Joodsche wetten —, de meester meende zich dan uit boeken en geschriften overeenkomstige voorschriften bij andere volkeren te herinneren —, tante Rebecca had het ook niet langer in het keukentje kunnen uithouden, waar binnen zoo'n levendig gesprek gaande was —, maar de meisjes had ze verboden met haar mee terug te komen en 't jengelen van Bekkie en Saartje was het eenige, dat Bennie's illusie storen bleef, als was er in hun huis een aangenaam, beschaafd gezelschap vereenigd. Zoo goed als de anderen, als vader en moeder, tante Rebecca en oom Jozef was hij gevleid door de gedachte dat hun Joodsche instellingen en overleveringen, altijd zoo angstvallig, zoo schaamvol verheimelijkt, een alge-meenen, en zelfs „lieflijken" en „poëtischen" zin hadden, en de belangstelling opwekten van beschaafde en welwillende Christenen. Tante Rebecca, even gauw verzoend als boos, even overijld in haar vriendschappelijkheid als in haar afkeer, verborg haar ingenomenheid met den meester evenmin als straks haar wantrouwen en gekrenktheid. Tot Bennie’s vreugde en uiterste verbazing, zag hij haar even later — op Donderdag! — het Sabbath-servies voor den dag halen, zorgvuldig uitvegen met een schoonen doek — al was het een zakdoek, hij was toch schoon —, en met de lekkere, dampende koffie binnenkomen, Gelukkig zonder boterkoek —, dacht Bennie, zonder recht te weten waarom, de meester nam wel drie