44
school, en hij kon haar lekker niets maken — en tante met beide armen over de tafel, oom Jozef verlegen tegen het kastje geleund, vader in zijn wrakke leunstoel, gewichtig, al begrijpend dat er iets van hem gevraagd zou worden, macht-bewust, nu hij, die altijd bukken en vleien en mooipraten moest, ook eens iets weigeren of toestemmen kon, kwam meester met zijn plannen voor den dag. Moeder zat er stil bij, keek verbijsterd, opgeschrikt van den meester naar vader, en weer naar Bennie, die aan zijn nagels knaagde van ongeduld, van angst en ergernis, omdat tante Rebecca langs den meester heen Jiddisj praatte tegen vader — meester keek nu toch óók wel verontwaardigd op om die grove onbeleefdheid — die haar echter niet antwoordde, maar boos afwenkte —, Bekkie werd gelukkig door vaders aanwezigheid in bedwang gehouden, Maar vader zelf had toch, dacht Bennie ineens, wat zijn bezwaren mochten zijn, vóór alles den meester moeten danken voor zijn bemoeiingen —, doch hij deed, alsof die iets voor zichzelf kwam vragen, dat hij nu wel genadig in overweging wilde nemen, maar waarvan de ander vooral niet moest denken, dat het maar zoo gemakkelijk ging! En tante Rebecca, gebelgd om vaders beschamend wenken en meesters berispenden blik, had zich afgewend, breed uit leunend met den elleboog op tafel en zangerig, halfluid, zei ze tot oom Joz^f „wat een kowed, wat een kowed voor de familie —, een geleerde zoon —, een geleerde zoon — een geleerde piegem"—, en met veel nadruk