43
daar was de meester, recht en statig, met zijn grauw-grijzen sik, zijn slappen breedgeranden hoed op de ouderwetsch-zwierig lange en naar achteren gekamde haren —, hij bleef in de deuropening staan en trok zich met een plechtig-eerbiedig handgebaar in het portaaltje terug om het bidden van den vader. Er was voor Bennie iets vaag-valsch en pijnlijks dat hij zich niet geheel bewust werd in het overdreven-eerbiedige, als was vaders bidden iets heel bijzonders, terwijl niemand in huis het immers ooit bijzonder vond, vader zelf evenmin, en rondom hem nu als steeds het roezige, rumoerige huishouden, het klagen en kijven en verbieden zijn gewone gang ging. Doch tante Rebecca voelde zich blijkbaar gevleid door de eerbiedige bescheidenheid van dien waardigen, sta-tigen man, en met een kleur trok ze tot Bennie’s verluchting, haar jak recht en frommelde er gauw de bovenste knoopen van dicht. Hij stond ook vuurrood en afgewend, pijnlijk verlegen, vol schuwe angst loerde zijn blik dien van den meester achterna, die van uit de deuropening over tafel en wanden en zoldering gleed, en als hij-zelf ergens een ongerechtigheid ontdekte, keek hij schichtig naar den meester —, maar diens gezicht verried niets van wat ook zijn indruk mocht zijn.
En nu vader gebeden had en meester verwelkomd was en ze allemaal rondom de tafel zaten of stonden — Bekkie vooraan met een brutaal lachje — ze kende den „gekken meester" wel van Bennie-zijn-