18
Tante Rebccca schuimde van woede,
„En nou zal je vader een briefie schrijven en anders doe ik het. Jij beesten op je hoofd, — jij die alle weken wordt gekamd! Dat zal ik hem eens vertellen, dat zal ik hem eens allemaal onder zijn neus gaan wrijven, Morgen aan den dag,"
Maar dat vooruitzicht scheen Bekkie toch niet erg aan te lokken,
,,Doet u het nou maar niet", suste ze, „ik mag nou naast een ander kind zitten en die is veel aardiger, en die zeit niks,”
„Dat is haar geraden ook," snoof tante Rebecca nog driftig na,
Bennie was ongemerkt binnengekomen en onwillekeurig had hij geluisterd, met een kwellend gevoel van afkeer en schaamte. Hij wist het immers, Bekkie had wèl de vetvlek gemaakt, alles in huis zat vol vlekken, hij wist zelf niet hoe ze overal kwamen, het briefje dat Bekkie had meegebracht was al bevlekt, alleen de boeken voor den handel niet, daar zorgde oom Jozef voor. Maar tante Rebecca was vuil, en Bekkie was vuil, ze had wèl beesten, hij wist het zeker en Saartje had ze ook en Saartje had zwerende oortjes en er werd niets aan gedaan. En hij liep met de favus-kap, Zijn kaken verkrompen van afkeer en van schaamte, tegen zichzelf, tegen alles, hij dacht aan de kinderen uit de villa’s, de kinderen in het doktershuis, de kinderen waarvan hij las in boeken en voelde zich afgezonderd en verstooten van alles