Neem nu een boek als Max Adler’s „Marxistische Problemen” waaruit onze vriend van de Garde een soort definitie van de dialectiek citeert. In dat boek vindt men het bewijs dat Plechanof (de grote Russische theoreticus van het Marxisme en de leermeester van Lenin, wiens theoretisch werk voor Lenin tot aan z’n dood het voorbeeld van Marxistisch dialectisch denken Is gebleven) zo ongeveer niets van de dialectiek heeft begrepen. Adler zelf bewijst de juistheid van Hegel’s dialectiek, uit... Kant. Een sterk staaltje van dialectisch kunnen ongetwijfeld en zo kostelijk dat Ik er straks nog op terug kom. Maar Plechanof had in z’n „Grondproblemen des Marxismus” — het boekje dat Adler onderhanden neemt — toegegeven dat de critiek van Trendelcnburg op de Hegeliaanse dialectiek (een critiek, die evenals de opvattingen van Kant omtrent de dialectiek, op de bodem van Aristoteles „Logica” staat) in vele opzichten juist was, maar niet voor Marx en Engels gold, omdat die door hun „omkeren” van Hegel juist de bezwaren weggenomen hebben die Aristoteles, Kant en Trendelcnburg tegen de Hegeliaanse dialectiek aanvoeren. Doch die bezwaren richten zich tegen de methode van Hegel en juist die methode is volgens Marx zélf (en ook volgens Engels) en volgens Max Adler het verdienstelijke. Gelooft men nu echter bij Max Adler een aanvaardbare verklaring der Hegeliaanse dialectiek te vinden (hij is immers een van weinige marxisten die een poging gedaan heeft de dialectische logica uitvoerig te omschrijven terwijl men bij Marx alleen de uitspraak vindt dat de dialectiek de enige behoorlijke denkmethode is, en bij Engels niet veel meer dan een aantal losse opmerkingen over de deugden van de dialectiek en de ondeugden van het gewone denken) dan stuit men direct op ernstig verzet van vele orthodoxe Marxisten. Schrijvers als Georg Lukacs en Karl Korsch, die zich voor de echte marxisten en voortzetters der traditie Marx-Plechanof-Lenin hielden, verklaren smalend dat de Kantiaan Max Adler natuurlijk niets van de Hegeliaans-Marxistische gedachtegang kon begrijpen.
Ik spaar m’n lezers de rest van het verhaal dat de verdere avonturen van de dialectiek in het Leninistische kamp behandelt, en dat aantoont hoe achtereenvolgens Thalheimer en Deborin verklaarden dat Lukacs er niets van wist, waarna Adoratski uiteenzette dat Thalheimer en Deborin er nooit iets van begrepen hadden, waarop Kurt Sauerland bewees dat eigenlijk nooit Iemand er iets van begrepen had behalve Stalin, waarna Fogarasi en Wittfogel in hun penhouders klommen om uiteen te zetten dat Sauerland er niets van gesnapt had, omdat toch ook Lenin wel geweten had waar Marx en Hegel de dialectische mosterd haalden, ja dat zelfs Ple-
H4