7i
dat vond ze toch al zulk heerlijk werk, en dan voor deze mevrouw! Dat had mevrouw tot nu toe allemaal zelf gedaan. Ze zou het nu makkelijker krijgen, hoor! Daar zou ze wel voor zorgen!
Toen Jantje al met de eetkamer bezig was, de ramen naar de voortuin wijd open, hoorde ze, hoe in de keuken, onder het kopjes-wasschen, mevrouw aan 't zingen was.
Wat blij zong ze! Wat moest die het fijn vinden om kopjes te wasschen!
„Kling-klang, klokke-bei,
Morgen is het Mei!”
Het was al Mei. Maar dat hinderde niet, — ze zong zóó meesleepend, dat het morgen pas Mei was, dat je het bijna ging gelooven.
Hoor, nu zong ze wat anders. Weer van de Mei.
„De Mei-maand is in ft land, lief kind!
Kom bij mij, — kom naar buiten!”
Maar dat kende Jantje! Dat hadden ze op school gezongen! Wanneer ook weer? O, ze wist het al! Bij meester Bos in de klas! O, heerlijk, wat heerlijk!
Toen speelde meester eerst altijd de tweede stem op de viool, en dan later zocht hij de jongens en meisjes uit, die tweede mochten zingen.
Zij had ook wel eens tweede gezongen...