68
„U? U hoeft me niet eens Janus te noemen, u bent zóó al schat genoeg.”
Toen gromde tante in haar baard, die ze niet had, en was tevreden.
* *
*
Het duurde nog maar ruim een week, dat ze in het mooie huis moest blijven. Mevrouw merkte niets van de gelijmde flacon, hoewel Jantje iederen morgen met angst erheen ging: misschien had ze het nu gevonden. Iederen morgen trof ze alles gewoon aan, zonder ontdane gezichten, zooals ze zich die voorstelde bij het ontdekken van de ramp. Aan het eind van de week begon ze te gelooven, dat zij misschien de eenige hier in huis was, die een gebroken kristallen flacon iets ergs vond.
Meta was eerst erg verbaasd geweest, toen ze hoorde, dat Jantje niet langer hier bleef. Toen was ze heel vertrouwelijk geworden, om te weten hoe het kwam. Maar Jantje voelde zich zoo heelemaal een vreemde van haar, dat de vertrouwelijkheid langs haar heen gleed, zelfs zonder haar een gevoel van akeligheid te geven. Toen ze den laatsten morgen in de gang bezig was, toch met een verdrietig gevoel van afscheid, kwam meneer zijn hoed van de kapstok halen.
„Ik hoor, dat je vandaag voor het laatst hier