6
niet veel schelen, of de zon pal op *t dek staat en alles in de kajuit smelt van de hitte, of dat het schip aan alle kanten ingesloten ligt in het ijs, en er hoogstens een klein kringetje dooi rondom is.
Haar handen waren wel vuurrood en dik, en er zat niet veel gevoel meer in haar vingertoppen, maar nou ja...
Uit het luikje kwam vaders hoofd te voorschijn, zeldzaam schoon geboend. Hij had natuurlijk van haar waschwater gesnoept, want zoo'n glimmend-schoon voorhoofd, zulke turflooze wangen, daar kwam hij niet eerlijk aan. En de handen, die naast het hoofd verschenen, die waren warempel ook al schoon!
Nu was hij heelemaal aan dek. Hij stond plezierig eventjes te kijken naar Jantje's handig gedoe met de natte, nog dampende stukken waschgoed, met de lijnen en de knijpertjes.
„Dan ga ik maar,” zei hij eindelijk.
„Dag vader!”
Ze keerde zich half om van de lijn, waar ze een kopjesdoek op vastkneep, en knikte met haar hoofd in zijn richting.
Hij liep met zware passen het smalle, gladde plankje over, naar de handkar met turf, die hij vanmorgen vroeg al opgeladen had. Toen trok hij uit zijn broekzak een paar dikke, zwart-wollen