59
Alles leek haar nu zoo weinig opwindend meer, nu ze zoo zeker wist: dat dit het eind was. Ze stond nu niet meer tegenover Meta als het verlegen schipperskind, dat geen antwoord wist op al die scherpe gezegden. Meta kon haar nu niets meer schelen, nu dit allemaal al haast hoorde bij een tijd, die voorbij was. Al moest ze nog weken misschien met Meta samenblijven, — dat maakte geen verschil...
„Wat doe je gek,” vorschte Meta ongerust.
Maar Jantje zei niets en werkte door. Er was een beetje verdriet in haar, om de mooie dingen, die ze nu bijna voor *t laatst in handen had, en dat de eerste keer, dat ze een echte schoonmaakbeurt mocht geven, — en dat, nu meneer gisteren voor *t eerst een woordje over het weer tegen haar had gezegd, — maar verdriet alléén was het niet: er was ook iets van opluchting, omdat haar besluit nu zoo zeker en zoo helder in haar vaststond.
Hoe meer de dag vorderde, — een zwijgende dag, want Meta, een beetje in de war gebracht door die vreemde, rustige houding van Jantje, zei haast niets meer, — hoe meer het Jantje duidelijk werd, dat het besluit makkelijker genomen was dan het uitvoeren ervan; hoe meer ze ging opzien tegen dat, wat nu zoo onomstootelijk vaststond bij haar.
Eerst thuis zeggen? Misschien wou tante dan