40
„Dag.
Dicht was de deur. En op straat, heelemaal ontdaan, en veel te warm in haar wintermantel, liep ze zich te bezinnen, wat er toch eigenlijk gebeurd was.
Ze hadden nog drie adressen opgeschreven thuis. Maar daar hoefde ze nu toch zeker niet meer heen? Nee, want ze had een betrekking.
Ze had een betrekking. Nu moest ze toch wel blij zijn, want daar was ze toch eigenlijk om uit gegaan. Maar ze was juist heelemaal niet blij, — o, heelemaal niet! Als iemand haar op 't oogen-blik zou zeggen: huil maar een beetje, — dan zou ze met het grootste plezier van de wereld beginnen te huilen.
Kijk, daar deed ze het al. En toch had ze een betrekking... daarom huilde ze nou!
Kon ze niet nog naar de andere drie adressen gaan? Nee, dat was niet eerlijk, dan had ze maar dadelijk tegen die mevrouw moeten zeggen, dat ze in zoo'n mooi huis en bij zoo’n echt dienstmeisje niet thuishoorde.
Ze moest nu naar het schip gaan, en zeggen dat ze een betrekking gekregen had. Ze zouden wel blij zijn, — o, en ze zou nooit kunnen vertellen, waarom zij er heelemaal niet blij mee was. Tante zou zeggen, dat ze bofte, zoo maar dadelijk