38
Maar daar stond ze al in een kamer met een schemerlamp en een piano en een divan en nog meer ontzettende en prachtige dingen, en haar breede schoenen zonken weg in een heel zacht kleed, en in een diepe stoel zat een mevrouw, — Jantje wist niet of ze oud of jong was, want haar zijden jurk was heel jong, en haar kort, zwart haar was heel jong, maar haar houding was zoo... zoo recht, zoo niet-buigzaam, en dat maakte weer dat je dacht dat ze ouder was.
„Ga zitten, kind. Hoe heet je?”
En toen kwamen er achter elkaar zóóveel vragen, dat Jantje niet meer wist, of ze ze wel of niet had beantwoord. Alles door elkaar: hoe oud, al eerder in betrekking geweest, — maar van koken kwam er niet in voor, dat wist Jantje wel zeker, want anders had ze vaders zinnetje wel gezegd: koken kan ik nog niet, maar ik denk wel, dat ik het gauw kan leeren...
En toen ineens hoorde ze, hoeveel loon ze kreeg, en dat ze Maandag over een week verwacht werd om half acht, en toen schrok ze zóó geweldig, dat ze, naar lucht happend, uitbracht:
„Kom ik dan hier?”
Mevrouw glimlachte.
„Ja, — tenminste, als er van jouw kant geen bezwaar bestaat.”