36
zoo'n bel alleen bij de menschen binnen, en stel je voor, dat ze twee maal belde!
Er kwam niets. En het bonzen van haar hart werd hoe langer hoe erger*
Dan maar de tweede keer probeeren.
O, wat schrok ze! De bel ging zóó hard over, dat je het op straat duidelijk kon hooren! Die mevrouw nam haar vast niet!
„Wie is daar?” kwam een stem van boven aan de trap.
„Ik... eh...” — wat moest ze nu zeggen? Wat gaf het nou, of ze al zei, hoe ze heette? — „ik... eh... ik kwam op de advertentie.”
„We zijn net voorzien,” berichtte de stem.
„Dank u,” zei Jantje beleefd, en trok opgelucht de deur dicht.
Hè, fijn, dat gaf tenminste een beetje uitstel! Ze vroolijkte er werkelijk wat van op.
Maar weer lustig verder. Misschien waren ze allemaal wel voorzien, als het een beetje meeliep. Of nee, dat toch niet, want dan was ze nog geen steek verder, en dan begon morgen hetzelfde spelletje weer.
Tweede adres. Alle menschen, wat een fijn huis. Daar zouden ze haar toch niet nemen, — daar hadden ze een heel wat fijner meisje noodig dan zij was!