26
Bart was er heelemaal onthutst van. Zulke dingen, daar bemoeide vader zich nooit mee!
„Ja, maar vader, als je glijdt...”
„Het dooit nu toch, dan is er toch niets te glijden?”
Bart wist niet meer, hoe hij het had. Hij probeerde geduldig uit te leggen.
„Da’s juist de gevaarlijkste tijd, vader. Dan probeer je te glijden, en het is net weggedooid, en dan schuren je klompen over de keien...”
„Dat laat je dan maar.”
Ja, er was niets aan te doen: Bart moest nieuwe klompen hebben. Als de kap er nu nog maar afgebroken was geweest, dan was het nog wel met een ijzeren bandje heel te maken, — maar de onderkant was finaal door.
Och, en zóó duur was een paar klompen niet, maar de jongen deed gewoon of het niets kostte!
Jantje moest er erg veel over nadenken. Dit was het eerste jaar, dat ze die dingen meemaakte. Net of ze het vorige jaar haar oogen en ooren dicht had gehad. Toen zouden er toch ook wel eens aardappelen bevroren zijn geweest, en de turftijd hield toen toch ook eens op! Maar toen wist ze nog niets van geld, en ze dacht, dat het altijd maar zóó ging.
Ze dacht er overdag aan, onder het kopjes-