24
kende me dadelijk. Hij heeft me de emmer een eindje helpen dragen.”
„Aardig van hem.”
Tante zei dat, om iets vriendelijks te zeggen, maar ze begreep heelemaal niet, hoe eenig het was... Jantje voelde dat opeens duidelijk.
Ze zweeg verder. Ze kon nu niet vertellen van „flinke meid”... als tante dat nu ook niet zou begrijpen, — of ze zou er op terug komen, dat het heelemaal niet zoo bizonder flink was, om zoo lang uit te blijven met een emmer water, waar op gewacht werd...
Voor 't eerst werd het praten met tante een beetje moeilijk, een beetje gedwongen. Eigenlijk doordat tante straks gelijk had gehad. Maar ze wou niet in betrekking, hoor, — ze wou niet in betrekking, — dat zei ze den heelen tijd in zichzelf.
En hoe meer ze het in zichzelf zei, en hoe stiller ze tegen tante werd, omdat ze alleen maar diar meer aan kon denken, — des te duidelijker wist ze: dat dit makkelijke leventje nu toch wel op z'n eind zou loopen, — dat ze wèl in betrekking zou moeten.
Bah, en ze wou heelemaal niet...