21
tegen te houden. Maar dat viel niet mee. „Wat zei die?”
„O, van alles. Hij vroeg hoe het met me ging.” Ze waren nu op het dek. Jantje zette de emmer neer, schudde haar moe-gerekte arm.
Tante’s hoofd kwam door het luik kijken. „Ben je d'r nou pas?”
„Ja, moet u ’s hooren, tante...”
Maar tante, die heusch anders niet gauw uit ’r bui was, mopperde:
„Ik wacht op dat water, en je vader is al terug, en dat blijft maar uit.”
„Ja, maar tante...”
Ze wou in haar blijdschap zoo gauw mogelijk alles vertellen van haar heerlijk avontuur, maar tante was er nu niet voor te vinden.
„Zoo iets moest je es bij je mevrouw probeeren, als je in betrekking was.”
Jantje's blijde stemming sloeg ineens neer. Ze was van tante heelemaal geen standjes gewend.
„Ik wil ook heelemaal niet in betrekking,” verweerde ze zich zachtjes.
„Niet in betrekking? Toen ik zoo oud was...” Tante verdween met de emmer in de diepte...