14
Uit het kleine raampje keek tante, zonder dat Jantje er iets van merkte, hoe ze over de gladde plank liep, hoe ze aan wal stevig de voeten neerzette, de emmer bungelend aan haar arm. Ze kon haar maar eventjes zien, want het raampje was erg klein, en ook te laag, om goed op den weg te kunnen kijken. Maar tante had genoeg aan die stevig-stappende beenen, en met een plezierige glimlach ging ze weer het kamertje in.
Prettig liep het in de kou! De emmer piepte zachtjes in z’n hengsel, en dat ging precies in de maat met haar voetstappen, die heel scherp klonken, omdat de weg zoo hard-bevroren was.
Daarginds was de brug. Eigenlijk veel te gauw al. En langzamer loopen kon toch ook al weer niet, daar was het te koud voor, en daar was het ook veel te gezellig voor, zulke lange, klinkende stappen te maken. Maar straks, op den terugweg, als de emmer vol en zwaar was, dan ging het vanzelf langzamer...
Ze werd vlug geholpen bij Boelma. Vlugger dan anders: Vrouw Boelma scheen het nu werkelijk druk te hebben, te druk voor een praatje.
De torenklok van de stad stond vijf minuten voor twaalf, toen ze met de volle emmer den terugweg op ging. Toen dacht ze ineens: bijna twaalf uur, en vlak bij Bart z'n school!