12
eigenlijke stad, daar woonde de bruggewachter, die drinkwater per emmer verkocht.
Maar eerst de aardappelen schillen, dat die tenminste op tijd in de pan op 't vuur kwamen.
Toen ze zoover klaar was, waschte ze zich de handen in het sop van de waschaker, en ging warempel voor het kleine spiegeltje in de „kamer” staan.
„Ijdel ook nog,” lachte tante.
Jantje liet maar stil lachen: als ze tot dicht bij de stad ging, was het net zoo goed, of je in de stad ging, en dan moest je toilet maken, nogal natuurlijk!
Ze zette een donkerblauwe, harige muts op haar blonde bol. De dikke, blonde vlecht, met het vetert je onderaan, haalde ze over haar schouder naar voren, om de stevigheid te inspecteeren. Maar de paar krulletjes, die van voren onder de muts uitkeken, liet ze stil uitkijken, net of ze niet wist dat ze er waren, — maar ze wist het heel goed, en ze vond ze mooi ook!
„Zou je je schort er niet bij uitdoen?” vroeg tante.
Jantje zei maar niets. De muts, dat was het voornaamste van het heele toilet, dan kwam al het andere pas. Als je muts netjes stond, met zoo’n paar kleine krulletjes er onder uit, dan was je klaar.