Maar haar stem roept alleen de naam van het kindje, terwijl telkens nieuwe trams vol zijn en wegrijden.
„God vergeef toch, dat ik dit kindje begeerd heb! Laat het toch* zijn vader en moeder terug vinden! Vergeef me, God, vergeef me!”
Achter haar, uit het donker, komt een jonge mannenstem:
„Goddank!”
Een man en een vrouw knielen bij het mandje neer en snikken en grijpen eikaars hand. Dan weet ze, dat het hun kindje is en dat God haar vergeven heeft en dat Hij misschien ook wel haar gebed verhoort om dit alles te 2;ien en het niet te vergeten.
De twee fluisteren samen. Ze vragen zich af, na de angst van het verlies, die ze in dit kwartier hebben doorgemaakt, - of was het langer? of was het korter? - of ze het kind niet bij hun moeder zullen achterlaten, die voorlopig nog blijven mag. Ze moeten snel besluiten, want de laatste trams rijden vóór.
„Vooruit,” zegt de man opeens en neemt het mandje op, „laten we maar met z’n drieën kapot gaan.”
De oudere vrouw kijkt ze na, als de tram wegrijdt, en haar armen voelen vreemd loom en leeg.
Het scherm zakt
De razziadag is ten einde; nu is het nacht geworden en er komt geen nieuwe Jodenaanvoer.
Op het toneel hebben groenen en Joodse helpers eendrachtig samengewerkt in het registreren en het uitzoeken van wie wel en wie niet de vrijheid terug kan krijgen. De omroeper heeft de namen de zaal in gegalmd van wie op het toneel moest komen en mee moest spelen.
Het is een nieuwe gedachte op toneelgebied, de administratie van een groothandel op de planken te brengen en de koopwaar door levende wezens te laten voorstellen. Een conferencier met een luidspreker is ook nieuw en origineel. Vakkundig is het werkelijk aardig. Het zou een onbestreden succes kunnen zijn, als er niet die éne fout was, die éne onvergeeflijke fout: het is te lang en te eentonig. Het spel is bewogen genoeg, zó uit het leven ge
92