Als de soldaten weer weg zijn, zitten de zusjes kaarsrecht op hun matras; ze houden elkaar bij de hand en het grootste zegt langzaam, met een diepe stem, die uit de slaap lijkt te komen:
„De soldaten zijn niet stout! ”
Het kleinste zusje knikte, met ernstige, grote ogen.
„Nietout,” zegt ze.
Als het donker wordt, komt moeder weer even en legt ze te slapen. Ze zegt, dat ze nog best een poosje kunnen slapen; straks, als ze misschien weg moeten, - want de meneren weten nog niet, of vader naar het ziekenhuis mag en of zij naar huis terug komen, - zal moeder ze wakker maken en aankleden.
Ze liggen braaf naast elkaar onder de deken en vallen in slaap. En moeder praat met de Joodse dokter en met andere mannen, die verstand hebben van wat hier in het sterrehuis mag en niet mag, en op ’t laatst zijn die toch bang, dat vaders been niet erg genoeg pijn doet en dat hij niet koortsig genoeg is, en dan maakt ze de zusjes wakker en rolt de deken op en kleedt de kinderen aan.
Ze zitten slaapdronken naast elkaar, stijf van de dikke kleren, die moeder ze heeft aangetrokken. Ze begrijpen er niet zo heel veel van, maar het grootste zusjes weet, dat het iets met die zelfde soldaten te maken heeft.
„De soldaten zijn niet stout,” zegt ze.
Het kleinste zusje knikt „nietout”.
Maar op de ziekenzaal proberen de zusters vaders been te verbinden en er dan een kous of minstens een schoen overheen te krijgen, en het gaat niet. Hij heeft vreselijke pijn en hij doet zijn best, alles te verdragen. Het gaat werkelijk niet. Dan gelooft de dokter, dat hij toch kan blijven en morgen-vroeg, na zessen, naar het ziekenhuis kan worden gebracht. Zonder schoen kan hij immers de lange reis niet beginnen.
Moeder gaat weer naar de zusjes toe; alle moeders zijn aan het pakken en kinderen-kleden, en te midden van het gewoel kleedt ze de zusjes weer uit. Ze brengt ze naar een hoek in de gang, die al leeg gekomen is en waar een matras ligt. Daar dekt ze ze toe en kust ze welterusten. De zusjes waren eigenlijk nog niet recht wakker en slapen dadelijk verder.
Maar de allerhoogste macht komt en is dronken. Hij stormt
82