„Zeg, als mensen uiteen raam vallen, heel hoog, zouden ze dan dood zijn als ze beneden komen?”
„Gek!” zegt hij en hij lacht, zoals jongens lachen als ze het over die malle meiden hebben.
Moeder vraagt, wat er was; ze is bang voor gekrib tussen broer en haar, want dat is er al een paar keer geweest in deze dagen.
„Zij vraagt of je dood bent ais je boven uit het raam valt! ” grinnikt hij.
Dan wordt moeder echt boos op haar.
„Moet jij luisteren naar akelige verhalen, die de mensen hier bedenken?” zegt ze.
Ze geeft geen antwoord. Ze weet, dat moeder het al heeft gehoord. Nu zal ze het zéker niet meer kunnen vertellen, - nooit meer.
Maar omdat moeder boos tegen haar praat, kan ze opeens huilen. Langzame, warme tranen, die pijn doen in haar keel, maar die alles anders maken. Anders en beter.
Ver trouwen
Ze hebben de hele dag naast elkaar gezeten of op de matras gelegen, twee kleine zusjes. Wat de grootste zei, heeft de kleinere nagepraat, voor zover ze alle woorden na kon praten. Ze dragen dezelfde warme pakjes met lange broeken; moeder heeft ze al lang geleden gemaakt, om klaar te zijn voor de reis, die toch een keer komen zou. Hun donkere krullen liggen met dezelfde golven langs de klare voorhoofdjes, de gave wangetjes. Hun fluwelen ogen kijken met dezelfde vertrouwende overgave onder de lange, zwarte wimpers uit.
Ze zijn vaak alleen geweest vandaag. Eerst vannacht, toen ze pas op straat waren geweest in het donker en pas hier waren gekomen, toen heeft moeder met ze op de matras gelegen. Moeder had de warme pakjes uitgetrofeken en een deken over ze heen gelegd. Ze hebben toen geslapen en ze waren heel tevreden, want moeder was bij ze. Vader zat ergens anders op een stoel, want mannen krijgen geen matras.
80