aan vader en moeder te kunnen vertellen. Dat is het verschrikkelijke.
Ze weet, dat ze het gezicht van die oude man nooit zal kunnen vergeten. Ze had hem al eerder gezien in de paar dagen, dat ze hier in de schouwburg zijn en ze vond hem zo’n lief en goedig gezicht hebben, alleen erg verdrietig. Maar er lopen zo véél mensen in de schouwburg rond met een erg verdrietig gezicht. Zijzelf mischien ook wel, zeker nu dit gebeurd is en ze het niet aan vader en moeder kan vertellen.
Dat hij nu dood is, - want natuurlijk is hij dood, - dat is niet zo vreselijk. Daar zal hij wel blij om zijn. Maar dat het gebeurde en dat zij het zag.
Ze was in de hoogste gang van de schouwburg, alleen tussen allemaal vreemden. Ze is wel meer van vader en moeder en broertje weg geweest in die paar dagen. Je kunt het niet uithouden, als je altijd op dezelfde plaats zit; dan word je kribbig tegen broer of huilerig tegen vader en moeder, juist als je lief zou willen zijn. Dan is het beste: trappen op lopen, voetje voor voetje, omdat het nu eenmaal niet anders kan tussen al die mensen, - wat zou je anders graag hollen en langs de leuning terug glijden, zoals thuis! - gangen door, tot boven aan toe, en dan weer naar beneden. Soms ontmoet je dan kinderen, die je kent van school; dat is natuurlijk erg prettig, al duurt het maar even, want die kinderen moeten ook weer naar hun eigen mensen terug, naar hun eigen plaats, en je vindt ze zo makkelijk niet weer. En als je dan weer bij vader en moeder terug bent, lijkt alles veel nieuwer en lang zo moeilijk niet meer.
Op die tochten heeft ze hem juist een paar maal ontmoet. Hij praatte met niemand en hij had ook niemand bij zich, die van hem zelf was. Dat is het misschien geweest. Ze weet nu, dat ze een paar maal gedacht heeft of ze in ’t voorbijgaan niet opa tegen hem zou zeggen; ze heeft dat wel eens bij een andere oudere meneer gedaan en die lachte over zijn hele gezicht. Maar bij hem heeft ze het niet gedaan, - misschien niet gedurfd, ze weet het niet, - en nu moet ze er telkens aan denken, dat het misschien niet gebeurd was, als ze maar dat éne woordje opa tegen hem had durven zeggen. Doordat ze het heeft zien gebeuren gelooft ze, dat het een beetje haar schuld moet zijn.
78