De ander knikt en begrijpt, - beter dan zij het begrijpt. Ja, - dat hij moeder en haar niet alleen laat gaan, daar is niet veel aan te begrijpen! Dat is toch vanzelf! Maar vrijwillig. . . wat is vrijwillig?
Als ze naast elkaar op drie leuke stoeltjes zitten, zij in het midden, legt ze haar handje op grootvaders mouw. Hij heeft net om zich heen zitten kijken naar al die mensen en al die drukte, maar nu buigt hij zijn witte hoofd naar haar toe.
„Wat is ’t kind?”
„Grootvader, wat is vrijwillig?”
Hij denkt even na.
„Vrijwillig, - dat is, als je niet moet en je doet het toch.”
Daar is ze stil van. Niet moeten? Moest hij niet gaan en ging hij toch?
„Maar we moesten toch? Anders waren we toch niet gegaan?” „Ik moest niet. Daarom ben ik vrijwillig gegaan.”
Ze kan het werkelijk niet goed begrijpen. Ze is ook nog maar klein.
„Maar je moest toch, grootvader! Anders was jij toch alleen thuis gebleven - en wij hadden toch niet alleen kunnen gaan?” Grootvader pakt haar hoofd tussen zijn handen en zoent haar op het haar.
„Daarom - daarom moest ik gaan,” zegt hij. „Daarom moest ik vrijwillig gaan.”
Dan probeert ze maar helemaal niet meer te begrijpen, wat vrijwillig betekent.
Eiland
Van alle sterrekinderen, die bij de razzia van de straat zijn gepakt, is er niet één zo ongelukkig als zij. Ze huilt haar ogen uit, haar prachtige, donkere ogen, waar nu zo weinig van te zien is achter de gezwollen oogleden, en nog altijd komen er nieuwe tranen.
Dit kan ook niet, - twee maanden getrouwd zijn en eigenlijk geen ogenblik zonder je man kunnen, en dan alléén opgepakt worden, zonder hem! Ze mag het niet doordenken; daarom
75