de nachtlucht en wil zijn best doen om die te vergeten.
Buiten, in het donker, roept plotseling een snijdende Duitse be veis tem om de verlof papieren., Hij heeft er geen. Hij ziet nog net, hoe zijn buurman een lege reep papier uit zijn zak te voorschijn haalt en die onverschillig laat zien, - en doorloopt, de vrijheid tegemoet. Dan staat hij zelf met lege handen.
„Terug!” schreeuwde de stem. Goed, - hij gaat al terug.
En dan zit hij weer op het schouwburgstoeltje, nu zonder jongen naast zich. En hij kijkt om zich heen en ziet verdriet en wanhoop. En hij verbaast zich, dat hij om zichzelf en om de kans, die hij miste, geen verdriet kan voelen.
Geen verdriet. Alleen een koppig plezier, dat hij dan toch maar een ogenblik de nachtlucht heeft ingeademd . . .
Troostende melk
Alle moeders hebben hun kleine kinderen aan de overkant gegeven, maar deze moeder niet. Want zelf mag ze niet mee gaan en dit kind kan nog niet van de moeder gescheiden worden, omdat niemand anders het te drinken kan geven.
Het hindert niet, dat deze zuigeling in de schouwburg blijft en op een vieze matras de vierentwintig uur moet doorbrengen in plaats van in een kinderbedje. Het hindert niet, dat er geraas en voetgeschuifel om het kind heen zijn, die het zouden verhinderen te slapen. Zolang dit kind bij de moeder is, zal niets aan zijn geluk ontbreken, want moeder vangt alles op.
Wie in de schouwburg is om zijn armzalige hulp te geven, om een enkel goed ogenblik te bieden waar alle goede ogenblikken voor altijd schijnen vernietigd te zijn, - die komt op alle plaatsen tegelijk, op alle trappen, in alle uithoeken. Die hoort geen woorden meer, maar een gezoem. Die ziet geen gezichten meer, maar één bewegende, smartelijke vlek. Die moet zich al over een mens heen buigen, hem aanraken, om zijn woorden te horen, zijn gezicht te zien, zijn leed te voelen uitstijgen boven het leed van wat daar zoemt en beweegt en het sterrehuis vult tot aan het dak.
Maar die ontmoet, op zijn eindeloze dwaaltochten door het smarte-oerwoud, telkens en telkens weer deze éne moeder. Het
72