zo jammer, anders was ze hier nooit terechtgekomen. Het was net of hij bang was, in gezichten te zien en te merken, dat het mensen waren. Hij schreeuwde aldoor, - misschien wel van angst dat hij er aan zou denken, wat hij daar op de hoop smeet en in de wagen duwde.
Maar hier, als ze een beetje gewend zal zijn aan al dat ontzettende om haar heen, dan zal ze rustig de mannen aankijken, die er over te vertellen hebben en ze zal de meest geschikte er uit zoeken om te vragen, haar naar huis terug te laten gaan. Ze weet wel, dat de papieren, die je helbt, op een razzia-dag niet altijd helpen, - maar haar zullen ze helpen.
Ze kijkt wat om zich heen. Er wordt veel gehuild. Sommigen dringen zich om een man heen, die mensen er uit kan krijgen, al is hij een Jood. Hij steekt beide armen omhoog om te laten zien, wat hij niet zeggen kan omdat ze hem in het lawaai toch niet zullen verstaan: „Ik kan niet!” Ze houden hem tegen en trekken hem aan zijn jas; ze roepen, veel stemmen door elkaar, en daardoor hoort hij juist niemand. Tenslotte wringt hij zich los en vlucht door een deur, die voor anderen verboden is.
Zij zal niet dringen tussen anderen, niet meeschreeuwen met anderen en toch niet verstaan worden. Als zij iemand om haar vrijheid vraagt, zal ze het alleen doen en zó, dat de ander haar gezicht ziet. Het is onzin om een mooi gezicht te hebben en het niet te gebruiken.
Ze heeft genoeg rust in zich om te wachten, genoeg zekerheid om niet de verkeerde kans te grijpen. Ze laat het verdriet, dat om haar heen te zien en te horen is maar weinig tot zich doordringen; haar gedachten zijn alleen gericht op dat éne: zelf vrij komen. Daardoor blijft haar gaaf gezichtje onbewogen en is er geen trilling om haar bloeiende mond, ook niet als anderen tot haar spreken en ze afwezig antwoord geeft.
Dan, als ze de trappen en gangen opgegaan is en weer neer, ziet ze een groene, een hoge, en ze weet, dat hij het zijn zal. Nu niet; er zijn te veel mensen bij hem in de buurt. Ze zal in de gang blijven en het ogenblik afwachten.
Als hij eindelijk dichtbij het raam staat, zonder kluwen om zich heen, maakt ze haar tasje open, waar de papieren in zijn en gaat naar hem toe. Ze is nu toch wel een beetje gejaagd; ze heeft
64