„Opgeknapt?” knikt de zuster.
„Ik was niet ziek,” zegt hij haastig, „alleen een beetje misselijk.”
„Gelukkig, vent,” zegt de zuster, „dan kan er weer een ander op je matras liggen.”
Hij is wat gegriefd door dat „vent” en wil haar overtuigen, dat hij werkelijk niet ziek is geweest zoals die anderen hier.
„Beroerd, al die zieken hier, hè?” zegt hij vertrouwelijk. „Niks voor mij.”
En dan, terwijl hij zijn schoenen dichthaakt, die ze hem straks hebben uitgetrokken:
„U moet maar zó denken, zuster: ze laten ons een reis om de wereld maken en het kost ons geen halve rooie cent!”
Maar de zuster aait hem kinderachtig over zijn haar en zegt niets.
Dure inkoop
Ze zou anders nog lang niet aan de beurt zijn geweest om weggestuurd te worden, want ze heeft een hele boel goeie papieren, - en nu pakken ze haar met een razzia van de straat en ze zit in de schouwburg!
Ze is niet bang. Ze is nooit bang, - voor niemand en voor niets. Er is nog nooit iemand onvriendelijk tegen haar geweest en nu zal er ook niemand onvriendelijk tegen haar zijn; dat weet ze zeker.
Ze weet ook, waarom er nog nooit iemand onvriendelijk tegen haar is geweest. Omdat ze mooi is. Ze is toch niet blind, als ze in de spiegel kijkt? Als je mooi bent, hoef je nergens bang voor te zijn; ieder zal graag doen, wat je vraagt, - en zij zal vragen, hier weer uit te komen.
De groene, die haar in de overvalwagen geduwd heeft, - nou ja, die had geen tijd om te kijken, wie mooi was en wie niet. Het was niets dan een hoop mensen, bij elkaar gesmeten in een hoek van de straat en dan in de wagen gestopt. Hij heeft niet eens geteld; hij heeft maar beetgepakt, wat een ster droeg en op de hoop gegooid. Gezichten heeft hij ook niet gezien, - dat is juist
63