Sterrekinderen

Titel
Sterrekinderen

Jaar
1946

Druk
1986

Overig
10ed

Pagina's
208



hall of bij de heren moeten komen of die iets verloren hebben of die door hun kinderen gezocht worden. Er is altijd wel wat te roepen en je zou wel willen, dat hij eindelijk, eindelijk eens zijn mond dicht hield. Nog nooit in zijn leven heeft hij zóveel lawaai gehoord, zo zonder een ogenblik stilte: praten, schreeuwen, kijven, voetengeschuifel, en aldoor, aldoor de omroeper.

Als het tegen de morgen loopt, heeft hij wel zin om te slapen, maar hij kan niet, rechtop in zijn stoeltje en tussen al die mensen. Hij zal maar eens wat uit zijn broodzak nemen; ze hebben hem al een paar broodjes gegeven en die zijn al lang op.

Hij heeft echt wel zin in wat lekkers. Hij neemt van alles wat, wild en begerig, omdat hij er zelf de baas over is. Maar het slaperige gevoel raakte hij er niet door kwijt.

Het is al lang dag, als hij lamlendig op zijn stoeltje hangt, de armen slap, de benen naar voren weggezakt. Hij is beroerd -o, wat is hij beroerd! Zo is hij tot nu toe in zijn leven alleen geweest als hij moest braken. Tjasses, maar hij wil niet braken, -hier niet bij al die vreemde mensen! Alleen moeder mag er bij zijn als hij braakt; moeder en geen vreemde.

Maar het is niet tegen te houden. Hij kan zo gauw niet weg komen langs alle mensen van zijn rij; hij ligt dubbelgevouwen voorover op zijn stoeltje en gelooft dat hij dood zal gaan. Zijn voorhoofd is klam van zweet en dan hoort hij een molen malen in plaats van het lawaai dat om hem heen was. Hij zal nu wel kunnen slapen . ..

Nu merkt hij dat ze hem jonassen. Twee hebben hem vast aan armen en benen en sjouwen hem ergens heen, ergens omhoog. Goed - goed hoor. Het braken is tenminste voorbij: verder kan het hem niet zo erg meer schelen.

Als hij op een soort van bed ligt en een zuster het zweet van zijn voorhoofd afwast, probeert hij geruststellend te lachen, maar niemand ziet het. Ze laten hem verder stil liggen en dat vindt hij best, want hij heeft vreselijke slaap.

„Maf-ze,” mompelt hij, alsof hij het tegen zijn broertje heeft; dan slaapt hij.

Als hij wakker wordt en allemaal zieken om zich heen ziet, weet hij het weer. Hij gaat rechtop zitten.

„Zuster,” zegt hij, „ik ben niet ziek!”

62

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.