Ze is gewend aan losrukken, losscheuren, waar haar eigen hart dikwijls bij dreigt mee te scheuren. Hier zal het anders zijn: deze moeder durft te lachen.
Het kind geeft een vluchtig kusje.
„Dag! Hoef ik nog lang niet naar bed?”
„Nee, hoor,” zegt de moeder, en de poppenkast-illusie schiet te kort. „Dag, - dag meisje, - veel plezier.”
Nu kijkt het kind oplettend.
„Vind jij het jammer, dat je niet mee mag?”
De moeder knikt alleen maar, kijkt hulpeloos op naar het jonge meisje, dat ze nu maar gaan moet, - niet langer kwellen . . .
Dan zegt het kind, met een tweede kusje en met nadruk op elk woord:
„Als je niet huilt, mag jij volgende keer mee. Hè?”
Zoete melk met brokken, kindertjes mogen niet jokken
Het is moeilijk genoeg om aan eten te komen, - voor alle mensen in de stad, maar voor de Joden nog veel moeilijker. De Joodse viswinkels mogen geen vis verkopen en de Joodse groentewinkels geen fruit en bijna geen groente: die krijgen alleen de groente, waar te veel van is in de stad. De viswinkels hebben alleen * een paar mosterdpotjes en een beetje bietensla voor hun ramen staan en de groentewinkels hebben op ’t ogenblik een heleboel koolrapen, omdat de mensen in de stad de koolrapen niet op kunnen. Een poos geleden was er helemaal geen groente over; toen hebben vader en hij op een middag een plekje gevonden, waar niet „voor Joden verboden” bij stond en dat toch groen was, en daar hebben ze samen brandnetels geplukt. Het was wat lekker, toen moeder het gekookt had, - je zou bijna zeggen, dat het uit een winkel gekocht was.
Nou ja, en in niet-Joodse vis- of groentewinkels mag je niet komen, ook niet tussen drie en vijf, dus het is moeilijk genoeg. En ze willen toch zo vreselijk graag een keertje fruit eten. Sommige mensen krijgen fruit in een pakje gestuurd van buiten de stad, maar dat is gevaarlijk, hoor, want als de groenen na achten
48