Als het werkelijk rustig is, zegt hij „ja hoor,” en geeft ze ook nog een knikje, omdat hij eigenlijk van hen allemaal houdt. Maar een paar keer heeft hij nee moeten zeggen en toen was zijn keel zo dicht, dat hij alleen maar nee kon schudden. Toen hebben die oude mensjes zich omgekeerd en zijn de straat weer ingegaan, waar ze net uit kwamen. Eén oud vrouwtje is, toen ze met de rug naar hem toe stond, heel hard begonnen te huilen. Toen heeft hij ook gehuild, zachtjes, heel erg. Bij school was het gelukkig over.
Eén oud mannetje is er, dat noemt hij bij zichzelf zijn vriend. Hij heeft een dik verband om allebei zijn voeten, en omdat daar geen schoen overheen kan, zijn er grote, platgetrapte pantoffels onder zijn voeten vastgebonden. Daar kan hij natuurlijk alleen mee schuifelen en niet lopen. Als het droog weer is, gaat het goed, maar als het regent en er liggen overal plassen, zijn de pantoffels en de lappen helemaal nat. Toch is er niets aan te doen want in de tram mogen Joden niet, - wat zou het ook maar niet duur worden, aldoor heen en weer in de tram! - en thuis blijven om het lelijke weer is veel te gevaarlijk.
Hij weet het zelf niet, waarom dit mannetje zijn vriend is. Om het witte baardje misschien, of om de manier, waarmee hij vraagt: „Is het daar rustig?” Hij heeft nooit een opa gehad, maar zo’n opa zou hij willen hebben, - alleen zonder dat verband om de voeten en met gewone schoenen aan.
Dan komt er een dag, een plensregendag, - zelf heeft hij kaplaarzen aan en een keep, - en dan ontmoet hij veel minder oude mensen. Ook zijn vriend is er niet.
Ze hebben het er zeker maar op gewaagd om thuis te blijven; als ze weggehaald worden, is ’t in de vrachtauto altijd nog droger dan de hele dag op straat. Het is eigenlijk maar verstandig van ze.
De volgende dag zijn de meesten er weer. Zijn vriend niet. En al de dagen, die daarna komen, - al de dagen, waarop ze hem weer gewoon vragen of het daar rustig is, - al die dagen ziet hij zijn vriend niet meer. Hij merkt zelf, hoe hij naar hem uitkijkt. Na een week kijkt hij niet meer uit; hij weet, dat zijn vriend met de verbonden voeten niet terug komt.
Dit is het erge: dat hij niet weet, of zijn vriend is weggehaald of doodgegaan. Allebei zijn vreselijke dingen; zelf wil hij nog
37