politieagenten, die ze weg willen balen, maar vader zal wel zorgen, dat er niets gebeurt, - reken maar!
Hij hoort iets zeggen van „andere kamers”, - dan gaat de deur van zijn kamer open en hij knippert met zijn ogen tegen het licht. Het zijn vader en moeder en twee zwarte politieagenten; heeft hij toch goed geraden. Moeders gezicht is heel wit, - niet poeder-wit, maar van zichzelf. Die is er natuurlijk: van geschrokken; hij niet.
„Van wie is dat kind?” vragen ze.
Alsof hij anders hier in huis in z’n bed zou liggen, als hij niet van vader en moeder was!
Vader zegt, dat hij van hen is.
„Hij is zeven jaar,” zegt hij er bij. Alsof dat er iets mee te maken heeft! Hij ergert zich een beetje, omdat iedereen altijd denkt, dat hij ouder is, en nu hij in bed ligt, kunnen die zwarte politieagenten niet zien, hoe groot hij wel is.
„U kunt dan nog wel blijven,” zegt er één, „de papieren zijn in orde. Zijn er nog meer personen in huis?” Hij ziet, dat vader zich even bedenkt. Misschien wil hij wel jokken om het oude mevrouwtje. Hij krijgt zelf een kleur ervan, - vader ook. Dat heeft de éne zwarte agent zeker gezien, want hij schreeuwt opeens met een heel harde stem: „Als je liegt, gaan jullie d’r allemaal aan!”
Hij stopt zijn hoofd onder de dekens van schrik. Laat vader nou toch zeggen, - laat vader nou toch eerlijk zeggen van het oude mevrouwtje!
Nu zegt hij het, een beetje hees: „We hebben een kamer verhuurd aan een oude dame.” Nu durft hij ook weer boven de dekens te komen en hij ziet nog net, dal: vader met de twee mannen de kamer uit gaat. Moeder leunt tegen de muur en huilt. „O God!” zegt ze. Hij vindt het jammer, dat ze huilt, maar hij vindt het gezellig, dat ze bij hem blijft.
Uit de kamer van het oude mevrouwtje hoort hij geen huilen, dus misschien mag die ook nog wel blijven. Hij woelt zich gezellig dieper in de dekens; moeder laat hij maar doorhuilen, want daar kan hij toch niets aan veranderen. Het duurt lang met het oude mevrouwtje; hij slaapt er een beetje bij in. Maar dan hoort hij hard zeggen: „nou vooruit, maar ópschieten,” - en dan komt
32