57
het zakdoeken-laadje en haal er een voor Gerard.” Henkie beschouwde het als een welkome verandering van lichaamshouding en stoof naar binnen. Moeder ging temidden van de doppenden zitten en dopte mee. Gerard snufte en was werkeloos van verbouwereerdheid.
„Moeder! !” galmde het van één hoog, „een geruite of met zoo’n groen randje?”
„Wat je ’t mooiste vindt!” riep moeder terug. Henkie kwam terug met een geruite en een groengerande.
„Mag je zelf kiezen, zeg,” bood hij gul aan. Het was tenslotte zijn vriend.
Gerard koos de geruite, snoot vlijtig en ging opgelucht aan den arbeid. Henkie borg de groengerande in zijn broekzak.
„Wat doe jij in de vacantie, Greet?” vroeg moeder.
„O, weet ik nog niet. Hebben we nog niet over gedacht, hè Marthi?”
„Nee,” zei Marthi bespiegelend, „komt tijd, komt raad.”
„Nou, dat snap ik niet,” vond de moeder. „Jullie moet toch iets doen! Want hier blijven we in ons geheel thuis, omdat het er niet aan zit van ’t jaar. Dan moet jullie toch bedenken, wat je uitvoert?” Greet had wel eens vaag haar gedachten erover laten gaan: misschien bij Wies logeeren? Maar ze had het weer verworpen ook. Vroeger, toen kon zoo iets, toen Eetje en Teetje nog niet geboren waren, — maar twee jongetjes hebben en nog een logeerende zuster ook, dat was te veel voor Wies.
„Misschien wij met z’n tweeën een fietstocht van een paar dagen, één die niets kost?” opperde ze.