„Ja mevrouw?” vroeg hij, als een schooljongen.
En toen, niet wetend wat hij hier eigenlijk verder nog moest doen:
„Dan zal ik het maar hier laten. Dank u wel, mevrouw. Dag jongedames.”
Hij was eigenlijk weg, vóór Car tot bezinning was gekomen. Ze bleef eerst werkloos in de gang staan, nadat de deur achter hem was dichtgegaan. Toen 1 keerde ze naar de kostbare portefeuille terug.
O, ze wou wel dadelijk beginnen. Als ze nu geen keuken en geen kinderen had, zou ze het beste muziekpapier, de beste pen, de glänzendste inkt gaan uitzoeken, en uren, uren blijven overschrijven. Een dag had vier-en-twintig uren. O ja, ze zou wel slapen. Maar dan bleven er nog zestien uren over. Wat kon je niet al werken in zestien hele uren!
„Mevrouw, kan ik nog niet bij de gootsteen terecht?”
Dora klopte niet aan. De kippige meneer was immers weg.
Gootsteen? O ja, ze was aan ’t groente-wassen geweest. Daar moest ze mee verder gaan. Ja, en dan moest ze koken. Ja, en dan kwamen de jongens uit school en dan moesten ze eten. Ja, — alles moest eerder dan muziek-overschrijven...
„Ik kom gauw,” zei ze bezwerend tegen Dora. „Even opbergen.”
Dora keek naar de tafel met de papieren-rommel en ging naar de keuken terug, nogal sceptisch gestemd tegenover de belofte van gauw-komen. Maar
71