De weg alleen

Titel
De weg alleen

Jaar
1949

Pagina's
195



over haar voorhoofd en bezon zich: „uw kindje huilt.” Toen stond ze op, en ging de zuster achterna, zonder afscheid van hem te nemen. Ze kon ook geen afscheid van hem nemen, want ze wist immers niet, dat hij dood was.

Terwijl ze achter de zuster aan door de hoge gangen van het ziekenhuis liep, naar het kleintje, dat ze meegenomen had omdat ze het voedde en omdat ze niet uit het ziekenhuis weg wou, zolang hij... zolang hij ziek was, — zag ze alle werkelijkheid scherp en klaar.

De zuster was bij haar in de kamer gebleven, omdat ze bang was voor iets érgs, voor wanhoop. „Och, lieve mensen,” dacht ze, „jullie hoeven allemaal niet bang te zijn. Er is geen wanhoop; er is niets droevigs. Ik heb helemaal geen verdriet. Als dit de dood is, is er geen verdriet om de dood.”

Met een lachje bedacht ze, dat Ientje misschien niet eens huilde, -— dat het maar een list kon zijn, om haar weg te halen van zijn bed. De zuster keek net naar haar op, toen ze dat lachje had, en nam zich huiverend voor, haar geen ogenblik alleen te laten.

Toen ze bij Ientje’s witte bedje kwamen, lag ze stralend en blozend te lachen.

„Is het haar tijd al, zuster?”

Dit was de eerste keer vanmorgen, dat ze haar stem gebruikte. Het klonk haarzelf als de stem van een vreemde, en ze schrok er even van.


6

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.