„Vóór ’t gedrukt wordt wel. Dat weet ik zeker. En Steuve, die muziek-uitgever hier, was een patiënt van Leo.”
„Wat heb je dat allemaal uitgekiend!” zei hij verbaasd, met iets van eerbied. „Je had mij al lang niet meer nodig!”
„Jawel.”
Ze keek hem vol aan.
„Om het uit te spreken had ik je nodig. En om je sanctie. Ik wou het gevoel hebben, dat er iemand was, die het goed vond of niet, — iemand waar ik om gaf, zie je?”
Hij maakte een verlegen grimas.
„Dus ik was degene, om wie je gaf?”
„Ja, natuurlijk. Anders had ik je niet laten komen.” „Nou, — dan geef ik hierbij mijn sanctie aan je plannen. Ben je daar tevreden mee?”
Ze trok de schouders op. Vaag wist ze, dat ze iets anders, — iets méér van hem had verwacht.
„Een beetje tevreden.”
„En — eh,” — hij zocht jongensachtig naar zijn woorden, — „ik wou je ook zeggen, dat ik nogal respect voor je heb. Voor de manier, waarop je de dingen opvat.”
Ze lachte blij.
„Nou ben ik helemaal tevreden.”
Hij wandelde hoofdschuddend door de kamer. Daarvoor had ze hem laten komen: om zijn sanctie, — en om zijn respect!
„Zeg, zouen we niet es naar bed gaan?” vroeg
De weg alleen 4
49