70 STILLE UREN.
scherpen in de wijd-vreugdende omzwaaiing van zijn galmen wanneer hij Brünnhilde vindt; het noodlot dat hij dien avond had zien neerbreken over het levenseind van Siegfried, voor het laatst opangstend uit de zang-rhytming der Nixen, dood-ploffend zijn kracht-jong lijf, Brünnhilde meesleurend in de wijde werveling van ellende die sombert over de aarde, huilend met diep-stikkend snikken de laatste zanggalmen van haar goud-wijdend geluid; het noodlot dat rosvlammend neerdonderde de wereld die niet mocht voortblijven in de woest-krijschende ellende van menschenleed en goden-onmacht; het noodlot dat op het einde ver, hoog-galmde in den triomfzang der Rheintöchter, een schettering van vreugde over al het leed dat niet te ontkomen is in het bestaan, dat in het leven is gevezeld tot den laatsten dag.
Zacht-suizend van ver, begon de regen neer te waaien uit de zwart-zware lucht, week-schuivend een klankloos weven van grijsheid over de log-slapende straten. Langzaam, moestappend liep hij voort, neerbukkend zijn hoofd onder de mat-doffende loodheid van zijn denken.
Zij was van hem heengegaan, meegedroefd