STILLE UREN. 71
door de moeilijk-geheimende duisterheid van het leven, raadsel-dwingend het klagen waarom haar klein-goede bestaan had moeten doorlijden in lange uren van ziekte en leed. Zij was van hem heengeslapen, hem teruglatend in een moedeloosheid, die nooit meer helderen zou uit de diep-grauwe klaging, die in hem was vast-geluid door de zachte klanking van haar smart-pijnende stem. En klankloos zangend in zijn hoofd de nadroe-vende zweving van het zingen der Rheintöchter, liep hij voort, troostend in zijn luidloos snikken de moewe vreugde dat zij gelukkig was, dood uit den rondgang der menschen, uit de wrangende hardheid van het leven.
Hij voelde zijn vroeger verlangen heftiger opklagen om mee weg te gaan en naast haar te zijn, ver buiten, onder de zacht-stille duisterheid van den grond, beweegloos liggend zonder denken. Eens moest die dag komen, eens zou het eerste uur vallen over de donkere slaping van zijn neerliggen, eens zou hij uitgemoeid heendooden uit de grijsheid van zijn bestaan, onvermijdelijk zou het noodlot hem wegdonkeren uit de lichtheid der dagen. Die groote troosting van het eind was