STILLE UREN. 69
zichtbaar lijnen, kort brekend een enkelen klank in metaal-kleurende brokkeling over zijn staan.
Hij rechtte op uit zijn leunen, koel-hoogend zijn voorhoofd tegen den wind, opstarend uit de moewe deining van zijn denken. Door de schemering van klanken die ruischte in de matte zenuwing van zijn herinneren, hoorde hij de wanhoop van het leven somber dwingen uit de hellichte visioening van de voorbije uren, nazangend de wijde gouding van vaag-golvend geluid. Duidelijker dan ooit te voren, voelde hij het matdoffend noodlot klagen uit de muziek van Wagner, het noodlot dat hij had hooren dreigen in het zingen der Rheintöchter, ver uit de diepe zwijging van den Rijn, klagend de nooit te veranderen droeving van wat moest; het noodlot dat hij had hooren waarschuwen in de laatste maten van de Wallküre, een wijde moedeloosheid om neer te liggen voor altijd, om zich heen te laten leven beweegloos, zonder bewustzijn van wat er smart in het bestaan, machteloos tegen den grooten, geheimenden dwang die over het leven duistert; het noodlot dat hij had hooren pijnen onder de juich-zangende klanking van Siegfrieds jeugdkracht, dat hij hoorde