schoeisel hollend weer op te rapen en opnieuw te gooien, net zolang tot het raak was. Toen zij naar binnen wilde gaan, had zij het trotse gevoel dat reders moeten hebben wanneer zij, met een fles champagne, een schip ten doop hebben gehouden. Ze besloot iets warms aan te trekken. Buiten adem kwam Jules terugrennen om haar te vertellen dat zijn fiets gestolen was. Onmiddellijk spurtte hij weer de brede straat in om de stadsbus te halen, het hoofd gebogen, en zijn vaart nog versnellend toen hij meende te horen dat de bus naderde. Naar adem happend ging hij achter de rij wachtende mensen staan. Hij snapte er niets van dat zijn fiets er niet meer stond. Tijd om aangifte bij de politie te doen had hij nu niet, en het zou trouwens niets helpen, want hij had - alle voornemens ten spijt — nog altijd het framenummer niet in zijn zakagenda genoteerd. Wanneer had hij zijn karretje voor het laatst gebruikt? Wacht even, toen hij voor Jeltje melk ging halen bij de melkboer. Hij was er een buurmeisje tegengekomen, en samen waren ze teruggelopen...
Heen en weer slingerend met de schokbewegingen van de bus, lette hij goed op waar hij moest uitstappen, en drukte nog juist bijtijds op het knopje voor het rode waarschuwingslampje.
Het personeelshoofd, een magere, bleke man met knobbels op zijn voorhoofd alsof hij een bok was waarbij de horens moesten doorbreken, een gouden lorgnet op zijn neus, zei met krakende stem: 'Wij kunnen iemand met uw capaciteiten uitstekend ge-
109