'Wil het bezoek afscheid nemen?' riep een zuster de zaal in.
Zij werd opzij geduwd door Louis, die naar binnen holde en hijgend bij het bed van Jules bleef staan. Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd, en lispelde: 'Sorry, ik ben te laat.' Hij liep naar het midden van de zaal, pakte een stoel onder een tafeltje vandaan en ging aan de andere kant van Jules zitten. Hij had kennelijk die nacht niet geslapen, want hij was ongeschoren en hij rook zuur naar tabakswalm en bier. Knikkebollend zat hij voor zich uit te staren, wachtend tot Jules hem aan zou spreken. Toen deze niets zei, kuchte hij, kort en blafferig, en vroeg hoe het met hem ging.
'Op wurgen na dood,' antwoordde hij.
'Ja, dat zie ik.'
'U moet nu gaan, heren...'
'Ja zuster,' zei Gerrit, vroeg tevens haastig aan Louis: 'Hoe is het met je sollicitatie gegaan?'
'Ik weet het niet. Ik wist niet eens wat een programmeur was. Dat hinderde niet, zei de chef, dat leerde ik wel. Hij wou weten of ik gelovig was. En toen ik nee zei vroeg hij wat ik dan wel was: ongelovig of atheïst. Ik zag het verschil niet, maar hij drong er op aan dat ik een keus deed, en ik antwoordde: atheïst. Als ik niets hoorde ging het niet door.'
Jeltje was een malle meid. Daar stond ze weer aan de open deur met een pantoffel achter haar rug verborgen, denkend dat Jules er geen erg in had. Ten teken van geluk smeet ze hem Jules achterna, om het
108