En daar lopen we door de Jodenbreestraat, Saartje wat onwennig met haar nieuwe schoenen aan haar voeten. Ze zijn wel van degelijke kwaliteit, dat kun je zo zien.
Ineens ben ik er niet meer zo van overtuigd dat Saartje geen gelijk heeft. Truttenschoenen zei ze. Eigenlijk is het waar. Waarom heb ik haar kant niet gekozen? Zou Maurits ook met vader hebben meegepraat? Hij durft veel meer te zeggen dan ik.
Maar nu ben ik het niet met vader eens. Van de leerhandelaar heeft hij een paar slobkousen cadeau gekregen, die hij Saartje wil laten dragen. Volgens pa is dat goed voor haar gezondheid, 's Nachts zweet ze heel erg, en overdag heeft ze het juist koud.
'Een poepkleur hebben ze', probeert Saartje, 'wie draagt er nou...' Maar vader wil er niet van horen.
'Gebruik je verstand', valt hij haar in de rede, 'warme benen is heel belangrijk. Als je voeten koud zijn, kan je ook verder niet warm worden. Slobkousen beschermen je kuiten tegen de kou. Die trekt vanzelf omhoog.'
Op weg naar school heeft Saartje in de bus de slobkousen uitgetrokken en in haar schooltas gestopt. Nu hobbelen we op massieve banden weer naar huis. We passeren de werf van Goedkoop; over vijf minuten zijn we in Tuindorp. Saartje bukt zich om de slobkousen weer aan te trekken. Ik schuif mijn rechterschouder onopvallend naar voren.
Halverwege de Meteorenweg, bij het badhuis, stappen we uit. Er staan mensen bij de halte, en jongens knikkeren op de stoep. Twee ervan ken ik. Ze beweren dat ik kapsones heb gekregen, omdat ik nooit meer met ze speel nu ik in de stad op de hbs ben.
106