Horssen, werden wij, zieken, geëvacueerd naar het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. Vandaar vertrok ik naar het depot, in Alkmaar.
Het geronk van vliegtuigen maakte ons wakker. De ketsende knallen van het afweergeschut, anders meer als waarschuwing bedoeld voor overtrekkende bommenwerpers, vermenigvuldigden zich. Een sergeant kwam waarschuwen: het Duitse leger is Nederland binnengevallen. Oorlog. 'Eine Lüge,' schreeuwde een Nederlandse soldaat uit Duisburg, die alleen Duits sprak. En werd gearresteerd.
Op patrouille. Laat ieder die verdacht is IJmuiden zeggen, of Scheveningen, luidde de instructie.
'Voortmaken. Binnen een kwartier moeten wij weg zijn,' riep de kapitein. 'Naar de Afsluitdijk. Daar is versterking nodig. Wie dat wil mag nog een kaart naar huis sturen.' Ons kindje zou in oktober worden geboren. Dat had Bep zo gewild. 'Je weet niet wat er kan gebeuren. Dan heb ik die herinnering aan jou.' Zou ik het nog leren kennen? En liefhebben? De motor deed de autobus al trillen. Klaar voor het vertrek? Er kwam een jongetje aanrennen, voor de wagen om: 'De regering is gecapituleerd,' schreeuwde hij.
Na alle berichten dat het Duitse leger tot staan was gebracht? En na vier dagen al?
'Wij vertrekken,' gelastte onze commandant. 'Toch is het waar,' hield het jongetje vol. Mensen kwamen uit de huizen. 'Goed, ik zal het eerst informeren,' zei de kapitein.
Alkmaar werd overstroomd door soldaten die hun onderdeel waren kwijtgeraakt. Ook die uit Horssen. Was Roompie gesneuveld? Sergeant Kat zijn linkerarm kwijt? Kruik had zichzelf in zijn been geschoten?
53