Maldonado
Het schip steekt hoog boven de kade uit, in de haven van Montevideo. Staat daar Alfonso niet? Hij zegt iets tegen een lange, magere jongen van misschien twintig naast hem. Ik wil hem een wenk geven. Even, bijna onmerkbaar, legt hij een vinger tegen zijn mond en schudt haastig 'nee'. En als ik van de loopplank een eerste stap zet op het Zuidameri-kaanse continent, zie ik Alfonso en vriend wegslenteren uit de massa van wachtenden, die huilend familieleden om de hals vallen. Vlug achter ze aan, tot zij, nu zonder pottekij-kers in de buurt, blijven staan. Alfonso omhelst mij, zoals ook al in Parijs gebeurde, en ik doe er onhandig aan mee. Hij ziet er moe uit, wat nog meer uitkomt door een baard van enige dagen. Waarom is Jaime er niet? Maar terwijl ik het wil vragen stelt Alfonso mij voor aan de lange jongen, die met zijn blonde kop uit Noord-Europa kon zijn weggelopen. Hij heet Hugo, en ik word aangeduid als Julio. 'Jaime no puede venir,' zegt Alfonso. Dan spreekt hij Frans en vertelt dat Jaime nog niet kan komen. De grens tussen Uruguay en Argentinië is hermetisch gesloten. Als ik hem verbaasd aankijk vervolgt hij: 'Es una cosa muy particular. Er zijn economische moeilijkheden tussen beide landen gerezen, en het is ook een kwestie van strijd om de toeristen. Als Jaime hierheen wil komen, moet hij een omweg maken over Paraguay, maar daar kan hij zich niet wagen, of over Brazilië. Het grensgeschil kan niet lang duren, en hij zal dus
75