Terwijl ik het partijlokaal binnenstap, in Parijs, valt mijn koffer open. Het slot is kapot. Ik had natuurlijk een nieuwe moeten kopen, maar ik dorst er het geld niet voor uit te geven nu de toestand voor Bep zo onzeker is geworden. Rottig is het wel, want vanavond begint mijn grote reis naar Latijns-Amerika. Geknield naast de koffer pak ik mijn spullen weer bij elkaar. Bep had alles zo netjes voor me gevouwen: een pyama, een overhemd, een stropdas. Tranen komen mij in de ogen, maar ze mogen het vooral niet merken, ik laat me niet kennen. Hoe moet ik die rotkoffer weer dicht krijgen? Om hulp vragen? Martin heeft me niet eens gegroet toen ik binnenkwam. Hij kan me wat. Dan, plotseling, gooit hij me een touw toe.
Voila mijnheer-de-toerist met een touwtje om zijn koffer. Zouden zij ook zo op reis gaan? Maar zulke dingen moet ik niet denken. Leven zij soms niet helemaal voor de zaak? Wat moet ik zeggen nu ik op een stoel ben gaan zitten, tegen de muur aan, terwijl Martin een document zit door te lezen? Het lijkt wel of het zwijgen de wrevel vergroot, die plotseling tussen ons is ontstaan. Je wou toch zo graag, om de wereldrevolutie te redden? Je gezin beschermen tegen de oorlog? Straks zit jij in Latijns-Amerika als die uitbreekt en zijn Bep en de kinderen misschien nog thuis. Schaam je liever, om zoiets te denken. Martin heeft jou die taak toevertrouwd. Maar dat hoeft toch niet te betekenen dat er geen zorg aan je vertrek wordt besteed?
Dan begint de vergadering van het secretariaat. Martin stelt een agenda voor. Mijn reis wordt er niet in genoemd. Moet ik zo vertrekken, zonder instructies, zonder een woord zelfs? Dat neem ik niet, wat denken ze wel. En ik vraag: 'Waarom staat mijn reis niet op de agenda?' 'Tu m'as insulté,' antwoordt Martin, ik heb hem beledigd, dat was mijn brief natuurlijk. 'Then I go back to Holland,' antwoord ik en ben verbaasd van mijn eigen moed. Plotseling begint Martin te lachen, geeft me een duw tegen mijn schouder en
69