se partijgenoot had me meegenomen naar een restaurant in het hart van Parijs waar Paul meestal ging eten. 'Dit is een kameraad uit Holland die je wil spreken,' had hij gezegd terwijl hij naar me wees. Eerst had Firelle, die druk in gesprek was, niet van zijn bord opgekeken, en snauwde in mijn richting: 'Je n' ai pas de temps.'
'Hij lijkt wel een bureaucraat,' zei ik tegen mijn begeleider, want ik had knap de pest in. Hij keek mij verschrikt aan en antwoordde: 'Zulke dingen moet je niet zeggen. De Wereldpartij kent geen bureaucraten. De bureaucratie is een bevoorrechte laag die parasiteert op de arbeidersbeweging, in de Sowjetunie, in het Westen. Pas dans notre mouvement. Onze beweging biedt geen enkel financieel of ander materieel voordeel.' Het klonk verwijtend, en zo erg had ik het niet bedoeld, maar waarom moest Firelle zo gewichtig doen? Er was zeker over gesproken, want 's middags nog was hij naar me toegekomen om zich te verontschuldigen. 'Ze zeiden niet wie je was. Een kameraad uit Holland, dat zegt toch niets?' Wat moet je daar nu op antwoorden. In elk geval was Paul Firelle niet de eerste de beste. Misschien was hij wel de oudste trotskist in West-Europa, en hij was nog secretaris geweest bij le Vieux. Een ineengedrongen mannetje, met een hoofd te groot voor zijn lichaam, grijze ogen die net langs je heen keken. Zijn borstelige haar was peper-en-zoutkleurig geworden sinds die laatste keer, acht of negen jaar geleden in Nederland.
Ook hij moest daaraan hebben gedacht, want hij zei: 'Ik herinner me je nog van het congres in Amsterdam. Je sprak toen namens de jeugdbeweging. Je had kritiek op Sneevliet en verdedigde het standpunt van le Vieux. Ik dacht toen: zie je wel dat le Vieux niet met de Nederlandse partij had moeten breken? Als de jeugd zulke opvattingen heeft, en die ook kenbaar kan maken, is er alle reden om geduld te hebben.'
Hij zweeg even en keek me doordringend aan, alsof hij
35