komen, dat ook na de terugkeer van een conservatief geworden Perón in 1973 een grote verstorende activiteit kon ontplooien. Voorts was onder Boliviaanse mijnwerkers de 'trotskistische' por (Revolutionaire Arbeiderspartij) zeer invloedrijk. In Peru was de boeren- en arbeidersleider Hugo Blanco voortgekomen uit de trotskistische kringen; en tot zijn arrestatie in 1963 voerde hij grote massa's aan in de strijd om grondverdeling, weigering om pacht te betalen en herendiensten te verrichten. In Guatemala leefde in 1962 het verzet weer op, geleid door Turcios Lima en Yon Sosa, welke laatste in nauw contact stond (zoals Richard Gott in zijn Guerrilla movements in Latin America uitvoerig heeft toegelicht) met het trotskistische 'buro' van Posadas in Buenos Aires, dat in 1953 was opgericht met medewerking van Sal Santen. Later ontstond er wel een verwijdering tussen Yon Sosa en zijn 'trotskistische adviseurs', maar zijn beweging was de eerste die in Latijns-Amerika van den beginne een werkelijk socialistisch programma had ontwikkeld. De guerrilla van Fidel Castro en Che Guevara, die in 1959 zegevierde, had toen nog geen marxistische ideologie. Maar ze droeg veel bij tot het bevorderen van de geest van verzet, en weldra tot het verbreiden van socialistische idealen in heel Latijns-Amerika. De taak die Sal Santen in de periode 1952-1953 (ook het jaar van Moncada, dus het begin van de revolutie op Cuba!) poogde te vervullen ter versterking van de invloed van de Vierde Internationale, werd volbracht in een historisch belangwekkend kader.
In Algerije versterkte het 'trotskisme' de ideologie van de nationale bevrijdingsoorlog, die een steeds diepere sociale achtergrond kreeg. De kringen rond Ben Bella waren met name vatbaar voor socialistische denkbeelden omtrent arbeiderscontrole en zelfbeheer. Hoewel de invloed van de Joegoslaven daarbij niet gering was, heeft Michel Raptis (die met Sal Santen in het Amsterdamse proces werd veroordeeld) als economisch secretaris van Ben Bella in Alge-
*9