cretariaat in Nederland. Dat zou nooit goed gaan. 'Ik geloof niet dat Holland het geschikte land is,' antwoord ik. Als ze maar niet denken dat ik bang ben, dat is het niet, en hoe moet ik het duidelijk maken? 'Wat mij betreft zou ik het alleen fijn vinden,' vervolg ik, 'van mij hangt het heus niet af. Maar het land is veel te klein, niets blijft er verborgen.'
Even kijken Martin en Miranda elkaar aan. 'Je hebt op het laatste Congres gezegd, dat je in Nederland mogelijkheden kent om les frères algériens te helpen,' merkt Martin heel beslist op. Dat is waar. Er werd toen gesproken over de Franse arbeidersbeweging, die de Algerijnen in de steek liet. Een regering van de socialist Guy Mollet, die de Algerijnen martelde en onderdrukte. Een communistische partij die haar leden royeerde als zij het waagden het Algerijnse Bevrijdingsfront te ondersteunen. 'De Algerijnen zijn de enige actieve revolutionaire kracht in Frankrijk op dit ogenblik,' had Martin gezegd. 'Je had de Algerijnse arbeiders moeten zien marcheren, op de laatste i-Mei-demonstratie. Met een bezetenheid en vastberadenheid, waar de Franse arbeiders heel wat van kunnen leren. Er is hier malaise in de arbeidersbeweging, ieder denkt aan zich zelf en wil profiteren van de hoogconjunctuur. Ze moeten absoluut geholpen worden, het is een erekwestie voor onze beweging, zelfs om de eer van het Europese proletariaat te redden.' Wat zouden we in Nederland kunnen doen, vraag ik me zelf af. In elk geval waren er in de havens mogelijkheden, en ik vertelde dat.
'De toestand is heel kritiek geworden na de opstand van de para's in Algerije,' zegt Miranda nu. 'Ik heb me scherp verzet tegen het routine-gepraat van Paul Firelle, die in de Franse beweging blijft verkondigen dat de Franse arbeiders zo strijdbaar zijn, dat er geen gevaar dreigt van een rechtse staatsgreep, dat de massa's dit zouden verhinderen, en intussen bereiden de kolonels zich voor. Als die in Frankrijk de
117