meraden heb gesproken. Zij zijn erg geschokt door de crisis in de Wereldpartij, maar staan wel achter ons. Zij hebben een beroep gedaan op de Amerikaanse beweging, als niet-aangesloten sympathiserenden hun invloed ten gunste aan te wenden.'
'En de Ceylonese beweging zelf?' vraag ik, 'is zij zo sterk als wij hebben geloofd?'
'Welzeker,' antwoord Jacques met grote stelligheid, 'onze partijgenoten hebben allemaal een of andere belangrijke functie in vakbonden en andere massa-organisaties, en met de volgende verkiezingen kunnen wij zelfs de sterkste partij in het parlement worden. Met een juiste eenheidsfronttactiek, waarbij de communistische partij niet wordt genegeerd en er voldoende belangstelling blijkt voor de minderheid die Tamil spreekt, stelt zich duidelijk het probleem van de machtsverovering, misschien zelfs door een parlementaire meerderheid. Maar hoe is het in Bolivië,' wil hij weten, 'daar zijn toch soortgelijke mogelijkheden? Eén zo'n doorbraak, en de Lange Mars van onze Wereldpartij is voorbij. Dan gaat het snel naar andere overwinningen.'
Zwijgend luister ik naar zijn woorden, en nu hoor je alleen nog het denderen van de trein: tokketokketjok, tokke-tokketjok.
'Hoe was de samenwerking met Jaime?' vraagt Jacques voorzichtig.
'Ik heb hem in totaal maar zes weken gezien.'
'Hoe kan dat dan?'
Ja, hoe kan dat dan, hoe zal iemand het ooit begrijpen: zes weken van de tweeënvijftig...
'Is het waar dat de leden daarginds allemaal in een fabriek moeten werken, intellectuelen, iedereen, het hindert niet wie, om de beweging te proletariseren?'
'Iedereen is een groot woord, maar voor veel kameraden geldt het wel. Er is ook niets tegen. Je weet wat le Vieux schreef in zijn discussie met Max Shachtman en Burnham,
109