stenen vooruit alsof hij in een slee zat, terwijl de chauffeur toetert. In de verte zie je de Aconcagua, of eigenlijk alleen de besneeuwde top van die geweldige berg, alsof hij in de lucht zweeft.
De zuster van Luis doet mij open. Zij lacht even, maar kijkt me onderzoekend aan. Zij zal het wel vreemd vinden, een companero helemaal uit Europa, die zo de indruk wekt een opgejaagd mens te zijn. Zij laat me bij Luis op de kamer, en ik verbaas me. Naast een portret van le Vieux de foto van een pin-up girl, maar zo is Chili, met zijn prachtige vrouwen en gemakkelijke zeden. Even later komt Luis binnen. Ik lees hem de brief voor, en nog eer ik het zeg is hij zelf al van mening: 'Je moet zo gauw mogelijk terug naar Amsterdam.' Was ik maar niet zo gek geweest om mijn retourbiljet terug te sturen, maar hij heeft al een oplossing. 'Ik zal de terugreis voor je betalen.' En wat de verblijfsvergunning voor mij en mijn gezin betreft: hij zal er voor zorgen, dat die, ook bij onderbreking, geldig blijft.
Het vliegtuig zal me naar Buenos Aires brengen, over het Andesgebergte. Bij het opstijgen wordt omgeroepen dat de passagiers de dop van het zuurstofapparaat op hun neus moeten bevestigen. De Aconcagua is immers bijna zevenduizend meter hoog, en we zullen zeker tien kilometer boven de grond vliegen. Nieuwe mededeling: het zuurstofapparaat functioneert niet; men zal zo laag mogelijk vliegen. En dus zoekt het vliegtuig zijn weg langs de afgronden van het Andesgebergte, trekt plotseling op om even snel weer te dalen, als een lift, schokt en trilt, tot ontzetting van kotsende en lijkbleke passagiers. Met een vertraging van vijf uur komen wij veilig in Buenos Aires aan, waar ik de terugreis per boot op de zesentwintigste, over een week, confirmeer, en doorvlieg naar Uruguay, om er afscheid te nemen en de laatste post te vinden. Van Bep is er een brief. Zij ligt nog in het ziekenhuis, maar het gaat gelukkig iets beter. Ook Martin heeft geschreven. Ik kan niet
ioz