39
DE ECONOMISCHE TOESTAND.
lijke keuren ondervonden en zijn, ter vergoeding van de meerdere lasten, die zij te dragen hebben, niet tegen de concurrentie van buiten gewaarborgd; hieraan is toe te schrijven het verval van de korenmolens, grutterijen, grutmolens, zeepzie-derijen en andere fabrieken van artikelen van consumptie. De behangselpapierfabrieken, de Cam-pher- en Boraxstokerij, de fineerzagerij, de houtzaagmolens, katoendrukkerijen, katoenspinnerij, loodwitmakerij, leerlooyerij, pelmolen, plaatzagerij steenhouwerij en zwavelstokerij schrijven hun verval toe aan de in- en uitgaande regten, die ook tegen de concurrentie van buitenlands geene genoegzame bescherming zouden verleenen voor de meerdere lasten, die zij, boven de inwoners van andere rijken, moesten dragen.
De azijnmakers, likeurstokers en zeepzieders klaagden over het drukkende der accijnzen, met de daaraan verbonden omslachtige formaliteiten, die evenwel de sluikerijen niet voldoende weerden.
Eindelijk kwijnden de kalanderij, katoenweverij, verfhoutmolens en de touwslagerijen door de vermindering van handel en scheepvaart, terwijl de houtzaagmolenaars klaagden over de hooge lasten van patent.
Stellig zijn al deze redenen elk op zich zelf als belangrijk te beschouwen, doch de voornaamste