bezigheid laat zij zich gaan. En opeens weer met haar smartelijke lijfelijkheid alleen, als het licht opgaat: hij is het, als na de omhelzing boven in haar kamertje. Teleurstelling, wrangheid, vergeefs afgeleide verlangens. Je leert het nooit, je leert het toch, daarna gewoon weer voor iedereen te zijn wie je wezen moet. De enorme Lunchroom is vol erbar-ming: wie komt, deelt in het feest van eiken avond. In het licht, in de muziek, in de vriendelijkheid van de bediening. Daar gaf Leida zich aan over. De reuzenzaak hier zit vol met paren; je bent er een van, van al die vrouwen die met een man uit zijn; je vergeet met wie. Dat is het heerlijke, dat je hier alles even vergeet van de narigheid. Hier is het nog ’s fijn zooals je ’t zou willen hebben in het leven. Iets van de werkelijkheid waarnaar de film-beelden doen verlangen, krijgt zij hier: hun deel; de directie levert het voor zestig cent, de fooi voor de juffrouw inbegrepen. Volte, licht, muziek-geweld, droge stroom van menigte-gepraat daartegen. Heel de kracht van de schitterende Lunchroom, legt haar de halve betoovering op van liefde- en moederlijke droomen. Bewondering, ontzag, zoete vereering jegens de inrichting. Een wereld van bereiking over het zaakje heen van Prins. Een zaal als een klein plein, een voor-zaal, drie enorme galerijen, een front-balcon voor het orkest. Geen hoek die niet vol staat van kostbaar licht. Planten langs balcons, langs de buffetten. Kolossaal de wanden, en helder. Roo-de tegelvakken afgezet met zwart: boven badkamer-