„Mag niet ommers”.
Alle be-invloedingselementen droegen de erotiek tot grondslag:
Geld-jacht, macht-jacht, vleeschjacht als begee-renswaardig getoond. Weeke erotiek, grovere, fijnere. Fijnste, in aesthetiek verhuld. Krachtige, met stevigheid ombonden. Alles prikkeling van de bijslaap-zinnen; pletting van de bijslaap-zinnen, doorboring van den weerstand. Sieuwert verliet het theater begoocheld door voorstelling van goud, zilver, vruchten en naakt. Plassend in licht dat het tot gemakkelijk verteerbaar slobbervoedsel maakte. Zijn verbeelding kon het niet kwijt: elegante officieren, regeerders en sportwinnaars van het journaal veroverden dat alles met gratie.
Hij wachtte haar besluit af: zij ging in de groote nieuwe Lunchroom op het Rembrandtplein. Hij lachte verlegen, onderworpen, dankbaar. Probeerde zijn gewekte lust op haar af te leiden. Wat veel voor hem, die Lei da, die groote vrouw, die dame. Maar met zijn zescentssigaartje zit hij nou dan toch maar weer hier: groote Pils, Koffie voor haar, doet zij zoo keurig mee. Leida doet ingespannen beschaafd, trekt haar kantjes uit haar mouwen, zet zich van Sieuwert af. Stille schaamte, snijdend, na dat opdringen van hem in de duistere bioscoop-zaal.
„Och nou toch jij____” Hij zet door, gehitst, dringt
onder haar verste arm haar tegen zich. Drukt haar borst met lauwe gewelddadigheid. Zij zoekt zijn schemerig hoofd: hij is het niet. Onderworpen aan zijn